winterde door
- win·ter·de door
vervoeging van |
---|
doorwinteren |
winterde (...) door
- enkelvoud verleden tijd van doorwinteren
- Ik winterde door.
- Jij winterde door.
- Hij, zij, het winterde door.
- Ik winterde door.
- Het woord winterde door staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.