• door·rot·ten

doorrotten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorrotten
rotte door
doorgerot
zwak -t volledig
  1. door een rottingsproces vergaan
     "Zowel de schipper, zijn onderhoudspersoneel als keuringsinstanties hebben niet gezien dat de mast in vier jaar tijd inwaterde en van binnenuit doorrotte", staat in het rapport.[1]
  2. (figuurlijk) steeds slechter worden
     „Op het moment dat je zoiets doet, brand je zoveel vertrouwen op dat je prompt daarna zorgt dat niet nóg een instelling failliet gaat. De ellende zat heel diep. AIG zat op een portefeuille aan kredietderivaten die totaal failliet was. Vroeg of laat zou het bij AIG naar boven komen. Dat kon niet eeuwig doorrotten.”[2]
     Het was een benauwende sfeer, waarin er geheimen waren, er niet werd gepraat en onverwerkt leed kon doorrotten.[3]


  1.   Weblink bron “'Historische zeilschepen onveilig'” (26 jul. 2017), De Telegraaf
  2.   Weblink bron
    MARTIN VISSER
    “’Lotsverbondenheid toegenomen door crisis’” (07 sep. 2018), De Telegraaf
  3.   Weblink bron “‘Geheimen zijn desastreus’” (04/03/2011), HP de Tijd