• door·drin·ken

doordrinken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doordrinken
dronk door
doorgedronken
klasse 3 volledig
  1. in een hoog tempo vocht tot zich nemen
     ‘We moeten wel een beetje doordrinken,’ zei hij, terwijl hij bier inschonk, ‘voor je het weet staat er een bulldozer voor de deur.[2]
  2. aanhoudend veel drinken
     Ben jij standaard brak na een avondje flink doordrinken? Dan zijn je vader, moeder, broertje of zusje dat waarschijnlijk ook. Een kater is namelijk erfelijk, beweren Amerikaanse onderzoekers.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron
    Kristina Day
    “Brak? Niet jouw schuld” (25-08-2014), NOS