doodsgedachte
- doods·ge·dach·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doodsgedachte | doodsgedachtes doodsgedachten |
verkleinwoord |
de doodsgedachte v
- het denken aan de sterfelijkheid; wens om te sterven
- ▸ De dood. De onmogelijkheid van de dood. De afwezigheid van elke doodsgedachte. De dood, vlug.[2]
- ▸ Zodoende ontstaat een diep geworteld besef van de kortstondigheid van het leven en worden de harten van de middeleeuwse Europeanen vervuld met doodsgedachten. Het is dan ook niet zonder reden dat in deze periode het lied ontstaat: ”Midden in het leven zijn wij door de dood omvangen”.[3]
- Het woord doodsgedachte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron prof. dr. A. Baars“Leer te leven, leer te sterven” (2 december 2011), Reformatorisch Dagblad