• dood·er·ge·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doodergeren
ergerde dood
doodgeërgerd
zwak -d volledig

zich doodergeren

  1. wederkerend aanhoudend heftige onvrede ervaren
    • Hun voorbeelden zijn de leukste gedeeltes van het boek. Vooral over die Duitsers die zich doodergeren aan het informele gedeelte van de vergadering waar Nederlanders zo dol op zijn. Of de Chinees die te beleefd was om een ratelende Nederlander te onderbreken. En de Zweden die een Braziliaanse opdracht binnen sleepten, omdat ze langer bleven rondhangen dan de Zwitsers met hun betere pitch.[2] 
    • Het Murks wordt vaak gebezigd door autochtone kinderen. Het is eigenlijk een soort die Algemeen Cool Nederlands. Maandenlang begroeten jongens van een hagelwit gymnasium elkaar met de getto-term ‘hey kil’ en dan ineens is dat voorbij en klinkt het aloude ‘dude’ weer. Misschien ontkomen zij zo aan de hoon van de echte heersers van de straat, die zich doodergeren aan imitators. De gymnasiasten op hun beurt, piekeren er niet over om zich in het rauwe straatleven te mengen. [3]  
  • zich doodergeren aan
  • zich doodergeren over
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Alex van der Hulst 13 april 2016
  3. Volkskrant Aleid Truijens 21 juli 2009