• do·ce·tis·me
  • afgeleid van het Griekse: δοκεῖν, (dokein = lijken of schijnen) met het achtervoegsel -isme[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord docetisme -
verkleinwoord - -

het docetismeo

  1. (religie) (geschiedenis) als ketters beschouwde theorieën volgens welke Christus slechts over een schijnlichaam zou beschikken