Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·func·ti·o·neel
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van functie met het voorvoegsel dis- en met het achtervoegsel -eel
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen disfunctioneel disfunctioneler disfunctioneelst
verbogen disfunctionele disfunctionelere disfunctioneelste
partitief disfunctioneels disfunctionelers -

Bijvoeglijk naamwoord

disfunctioneel

  1. de werking, de functie verstorend
    • NSA maakt zichzelf disfunctioneel door teveel aan data [1] 
Antoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen