• dis·cre·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bescheidenheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1627 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord discretie discreties
verkleinwoord - -

de discretiev

  1. bescheidenheid of kiesheid
     In de taxi naar huis, een gewone doorrookte Volvo, in alle discretie, was het een goed gevoel om weg te komen van het spektakel in Riche, ook al voelde het misschien een beetje vreemd om het op Erkki te schuiven.[2]
  2. geheimhouding
     Montebello zei dat hij discretie beschouwde als een heilig gebod en dat hij nimmer de aanvechting zou hebben om er blijk van te geven dat hij ervan op de hoogte was dat zij en ik collega's waren als hij niet gedreven werd door de overtuiging dat hij ons beiden daarmee een plezier zou doen.[3]
     Een eenvoudige belofte over discretie, niemand zal te weten komen dat ik betaal.[4]
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]