Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Dio
  • di·o
  • Van het Latijnse deus.
enkelvoud meervoud
mannelijk il dio gli dei
vrouwelijk la dea le dee

dio m

  1. (religie) god, godheid
    «Nettuno è il dio del mare.»
    Neptunus is de god van de zee.
  2. (figuurlijk) iets of iemand die aanbeden wordt
    «il dio denaro»
    het goddelijke geld


vervoeging van
dar

dio

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van dar