dienstbaarheid
- dienst·baar·heid
- afgeleid van dienstbaar met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dienstbaarheid | dienstbaarheden |
verkleinwoord | - | - |
de dienstbaarheid v
- het dienstbaar zijn
- verplichting of last aan het bezit van een onroerend goed verbonden (-> erfdienstbaarheid)
- Het woord dienstbaarheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.