• dic·tee·cir·cus
enkelvoud meervoud
naamwoord dicteecircus (dicteecircussen)
verkleinwoord - -

het dicteecircuso

  1. (spottend) evenement waarbij mensen met elkaar wedijveren om een voorgelezen tekst op te schrijven met zo min mogelijk spelfouten
     U staat met uw herkenbare hoed op boten in Amsterdam en vanavond moet u al weer aantreden als voorzitter van de jury bij het nationale dicteecircus.[1]
  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Monique Schoutsen
    “Festina Lente : Beste minister Plasterk” (17 december 2008) op theeheeftzoveelcharme.blogspot.com