diamantbewerker
- Geluid: diamantbewerker (hulp, bestand)
- IPA: / dijaˈmɑndbəˌwɛrkər / (6 lettergrepen)
- di·a·mant·be·wer·ker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diamantbewerker | diamantbewerkers |
verkleinwoord |
de diamantbewerker m
- (beroep) persoon die ruwe diamanten zo bewerkt dat ze in sieraden kunnen worden gebruikt
- ▸ Ik woon in een klein huisje. Ik was vroeger diamantbewerker. Het is goed zo. Geen groter huis of grote auto. Misschien koop ik een nieuwe fiets. Ik fiets heel graag.[2]
- ▸ Ook komen interessante cultuurhistorische aspecten die te maken hebben met diamant aan bod. Zoals de geschiedenis van de Nederlandse diamantbewerkers en hoe deze beroepsgroep zich organiseerde.[3]
- Het woord diamantbewerker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Ton Voermans“Duif van 1,3 miljoen euro heeft eigen bewakers” (14-11-2020), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Schatkamer Museon geplunderd” (2 december 2002), Reformatorisch Dagblad