devalueren
- Geluid: devalueren (hulp, bestand)
- de·va·lu·e·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
devalueren |
devalueerde |
gedevalueerd |
zwak -d | volledig |
devalueren
- overgankelijk (de waarde van de munteenheid) verminderen ten opzichte van buitenlands geld
- Er werd besloten de munt te devalueren.
- ergatief het vanzelf in waarde verminderen van een munt ten opzichte van andere munten
- Het pond is ten opzichte van de euro enigszins gedevalueerd.
- Het woord devalueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "devalueren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be