devalueerde
- Geluid: devalueerde (hulp, bestand)
- de·va·lu·eer·de
vervoeging van |
---|
devalueren |
devalueerde
- enkelvoud verleden tijd van devalueren
- Ik devalueerde.
- Jij devalueerde.
- Hij, zij, het devalueerde.
- Ik devalueerde.
- Het woord devalueerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.