deuvekater
- Geluid: deuvekater (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdøvəˌkatər / (4 lettergrepen)
- deu·ve·ka·ter
- uitspraakvariant van duivekater zn [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deuvekater | deuvekaters |
verkleinwoord |
de deuvekater m
- (voeding) soort zoet witbrood
- ▸ In de twintigste eeuw heeft het leenwoord kerststol veel oudere namen verdrongen die voor onze traditionele kerstbroden in omloop waren, zoals kerstmik, kersttimp, kerstwegge of -wikke, deuvekater en het misschien hier en daar nog gebruikte woord kerststoet.[4]
- ▸ ⧖ De Noordhollandsche benaming is deuvekater: de twee knobbels aan het uiteinde schijnen aan te duiden, dat dit gebak in de plaats trad van het oude scheenbeenoffer.[5]
- duivekater (uitspraakvariant)
- Het woord deuvekater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ deuvekater op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Ton den Boon“Dankzij een bakker met heimwee eet u een kerststol” (25 december 2020) op trouw.nl
- ↑ Weblink bron Jos. Schrijnen“Nederlandsche volkskunde (twee delen).”, herdruk 2e druk (1977; origineel 1930), Gysbers & Van Loon, Arnhem, ISBN 9062350143, p. 160 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren