• de·si·de·ra·tum
enkelvoud meervoud
naamwoord desideratum desiderata
verkleinwoord - -

het desideratumo

  1. iets wat heel wenselijk is
    • Hij beroept zich in zijn epiloog ook op Spinoza voor zijn desideratum dat de vrijheid van godsdienst ondergeschikt dient te zijn aan de vrijheid van meningsuiting, omdat in een democratische staat de grootst mogelijke vrijheid het doel van de politiek behoort te zijn (…). [3]
    • Het noodig zilver geld voor die eerste uitloting zou, bij heropende scheepvaart, naar Suriname worden gezonden. Op of vóór 1 Januarij 1850 zal Suriname alzoo bezitten het desideratum der Staatshuishoudkundigen, "eene zilveren circulatie"; het zal voor de kolonie van meer waarde zijn, dat de beschikbare geldmiddelen op die wijze worden besteed, dan dat zij versnipperd worden aan het kanaal van Kwatta; een werk over welks staking zoo vinnig geklaagd wordt, doch van welks nuttigheid en doelmatigheid wij nog nergens eene uiteenzetting hebben gelezen. [4]
47 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[5]