De dennenspanrups
  • den·nen·span·rups
enkelvoud meervoud
naamwoord dennenspanrups dennenspanrupsen
verkleinwoord dennenspanrupsje dennenspanrupsjes

de dennenspanrupsv / m

  1. (vlinders) een spanrups die de den als waardplant heeft
  2. (vlinders) inzonderheid de larve van de dennenspanner Bupalus piniaria  , berucht vanwege de erdoor aan dennenbossen toegebrachte schade
      Fraai is de dennenpijlstaart, evenals de daaruit voortkomende vlinder; voorts is er de rups van den non vlinder, die in grooter aantal en dus schadelijker optreedt; maar vooral de gestreepte dennenrups heeft wegens haar verwoestingen een treurige vermaardheid. Ook de dennenspanrups kan men in de bosschen vinden, evenals eenige motten, waaronder die, welke als rupsje inde harstbuilen leeft en daaruit zeer gemakkelijk te kweeken is (bl. 35).[1]
  1.   Weblink bron
    Jaspers, J. (Jr.)
    “De natuurlijke historie in de lagere school” (1901)