denappel
  • den·ap·pel
enkelvoud meervoud
naamwoord denappel denappelen
denappels
verkleinwoord

de denappelm

  1. houtige vrouwelijke vrucht met schubben van dennenbomen
     Cristiano Ronaldo ruikt naar aftershave en denappels.[2]
     Toen de eekhoorns voor de mensen op de loop gingen hadden ze nog stukjes vlees in hun muil. Een getuige verklaarde dat de hond het zelf had gezocht omdat hij in struiken snuffelde en naar de eekhoorns blafte. Specialisten wijten de opmerkelijke aanval aan een groot tekort aan denappels.[3]
35 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Geschreven door:Frank Heinen
    “Een lang weekend Drenthe met Cristiano Ronaldo” (30/04/2014), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    psr
    “Killer-eekhoorns verscheuren hond” (02/12/2005), De Standaard
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be