demon
- de·mon
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘boze geest’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1809 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | demon | demonen, demons |
verkleinwoord | demoontje | demoontjes |
de demon m
- (religie) een boze geest of gevallen engel of ander bovennatuurlijk wezen
- Aan iedere doodszonde wordt een bepaalde demon toegeschreven.
- Met het goed gemikt openen en sluiten van een luik tussen twee ruimtes krijgt Maxwells demon alle warme moleculen aan de ene en alle koude aan de andere kant.[2]
- ▸ Er is niemand anders in jouw hoofd. Jij stelt de vragen zelf, demonen bestaan niet. Jij bent jouw eigen demon.[3]
- Het woord demon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "demon" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "demon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ NRC Bruno van Wayenburg 8 januari 2016
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be