• de·mo
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘proefopname van muzieknummer’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • [1] Verkorting van demonstratie.
enkelvoud meervoud
naamwoord demo demo's
verkleinwoord demootje demootjes

de demom

  1. (verkorting) het tonen en uitleggen van iets
    • Na een korte demo door de manager, was het nieuwe programma duidelijk. 
  2. demografie
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]


demo

  1. demonstratie