dekschub
- dek·schub
- samenstelling van dek ww en schub zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dekschub | dekschubben |
verkleinwoord | - | - |
- schub die iets afdekt o.a.:
- schub aan de voet van een bloemkelk
- de onderste schub van de kegel van naaldbomen
- bovenste schub op een vlindervleugel
- Het woord dekschub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.