Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dek·hut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dekhut dekhutten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dekhutv / m

  1. hut op het dek van een schip
    • Voor het traject Sydney - Samoa zijn Schwob en Ting aan boord van de ‘Manipouri’ van de ‘Union Steamship’ en delen ze een tweepersoons dekhut. [1] 
  2. een hut speciaal gebouwd om ongestoord te kunnen vrijen
    • We hebben het hier over het woord 'vrijhut', dat eigenlijk al een verbastering is van de variant 'dekhut', wat dan weer een enigszins foutieve weergave is van het oorspronkelijke 'sekshut'. En sekshut, zo hebben etymologen achterhaald, werd voor het eerst gebruikt in het vorige week verschenen derde (3de!) boek van Eddy Planckaert. Eddy en zijn clan, onderhand zo groot als een voetbalploeg, zijn in de Ardennen ietwat eng behuisd, wat de privacy van de drie (3!) koppels niet ten goede komt. Eddy zelf en zijn vrouw Christa zijn ondanks hun leeftijd best nog vurige mensen, zegt Eddy zelf, maar naar verluidt maakt vooral schoonzoon Christopher behoorlijk wat kabaal, en dat begint op Eddy's tenen te werken. Dat noopte Eddy tot het bouwen van een aparte boomhut waar iedereen naar believen kan vozen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Felix Vallotton Joost Veerkamp (1982)– [tijdschrift] Maatstaf Rudolf Bakker Marcel Schwob of: een avonturier in miniatuur
  2. De Standaard 25 OKTOBER 2008 vrij hut
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be