dein
- dein
vervoeging van |
---|
deinen |
dein
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deinen
- Ik dein.
- gebiedende wijs van deinen
- Dein!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deinen
- Dein je?
- Het woord dein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Afkomstig van het Oudhoogduitse dīn
- IPA: /daɪn/
dein
- jouw (nominatief mannelijk, nominatief onzijdig en accusatief onzijdig)