• dein
vervoeging van
deinen

dein

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deinen
    • Ik dein. 
  2. gebiedende wijs van deinen
    • Dein! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deinen
    • Dein je? 


dein

  1. jouw (nominatief mannelijk, nominatief onzijdig en accusatief onzijdig)