defecatie
- de·fe·ca·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontlasting’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Naamwoord van handeling van defeceren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | defecatie | - |
verkleinwoord | defecatietje | defecatietjes |
- (medisch) stoelgang, het produceren van ontlasting
1. stoelgang, het produceren van ontlasting
- Het woord defecatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "defecatie" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "defecatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ defecatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be