• deel·zin
enkelvoud meervoud
naamwoord deelzin deelzinnen
verkleinwoord deelzinnetje deelzinnetjes

de deelzinm

  1. een zin die een deel is van een langere zin vormt
    • Sommige samengestelde zinnen kun je sterk inkorten door het gemeenschappelijke deel van twee deelzinnen maar één keer te noemen:

      De minister van Onderwijs maakte zijn plannen bekend en de minister van Onderwijs vertrok met vakantie.
      Wordt:
      De minister van Onderwijs maakte zijn plannen bekend en vertrok met vakantie. [1]
       
  2. deel van een zin dat zelf een zin vormt en dat je kunt vervangen door één woord
    • De man die altijd te laat komt is vandaag helemaal niet verschenen.
      Hij is vandaag helemaal niet verschenen.
       
85 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]
  1. De Standaard 18 OKTOBER 2007 hier zet men koffie en over?
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be