• deel·tijd·prin·ses
enkelvoud meervoud
naamwoord deeltijdprinses deeltijdprinsessen
verkleinwoord deeltijdprinsesje deeltijdprinsesjes

de deeltijdprinsesv

  1. (pejoratief) luie verwende vrouw die in deeltijd kan werken omdat haar man veel geld verdient
     Er vloeide de voorbije weken heel wat inkt over een kersverse koning en onvergetelijke koningin. Een mooier eerbetoon aan The Queen geven dan Beertje Paddington deed, is zo goed als onmogelijk. Dus richt ik mijn lofzang tot een andere Koninklijke Hoogheid: de deeltijdprinses.[1]


  1.   Weblink bron “De deeltijdprinses, net zo uitgespuwd als Meghan en Camilla, moet zich haast voor haar bestaan verantwoorden” (16 september 2022), De Morgen