deconstructief
- de·con·struc·tief
- afleiding van destructie met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | deconstructief | deconstructiever | deconstructiefst |
verbogen | deconstructieve | deconstructievere | deconstructiefste |
partitief | deconstructiefs | deconstructievers | - |
deconstructief
- op een manier waarop je iets kapot maakt of afbreekt
- Echter, als je constant bezig bent met vergelijken en vervolgens klaagt en er verder niets mee doet, is dit niet goed. In dit geval ben je ' deconstructief' bezig en zal het je zelfvertrouwen alleen maar meer naar beneden halen. [1]
- Roemer heeft haar roman Gevaarlijk leven een motto meegegeven van Jacques Derrida: 'De waarheid over de waarheid is niet de waarheid'. Haar keuze voor het fragmentarische houdt kennelijk een theoretische voorkeur in voor deconstructief schrijven als manier om de werkelijkheid te benaderen. [2]
- Brems heeft ervoor gekozen niet te kiezen. Op die manier heeft hij recht willen doen aan vrijwel iedere literatuurbenadering van de afgelopen decennia: post-koloniaal, “gendered', institutioneel en deconstructief. Maar de nadruk ligt vooral, zoals de neerlandistieke mode het sinds enkele decennia voorschrijft, op de rol van literatuur in de maatschappij. [3]
- Het woord deconstructief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deconstructief" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ De Telegraaf 19 jul. 2015 Waarom vergelijken we onszelf toch altijd met anderen?
- ↑ NRC Elsbeth Etty 8 maart 1996 Hoe creolen volwassen worden; Boze roman van Astrid Roemer over Suriname
- ↑ NRC Yra van Dijk 24 maart 2006 Vinkenoog - Faverey 3-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be