datalogie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- da·ta·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | datalogie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de datalogie v
- (onderwijs) (informatica) (verouderd) het vakgebied dat zich bezighoudt met elektronische gegevensverwerking
- ▸ In de cursus datalogie zullen programmeertechnieken, systeemprogrammering, programmeertalen en wiskunde worden behandeld.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'datalogie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Nieuwe cursussen analist en datalogie in: Tubantia, jrg. 97 nr. 226 (26 september 1968), Van der Loeff, Enschede, p. 5 kol. 7