• dank·mis
enkelvoud meervoud
naamwoord dankmis dankmissen
verkleinwoord dankmisje dankmisjes

de dankmisv / m

  1. een mis uit dankbaarheid gehouden voor iets goeds dat iemand ontvangen heeft van God
    • De Britse koningin Elizabeth II heeft vandaag in de St Paul's Cathedral in Londen een speciale dankmis bijgewoond voor haar 60-jarige regeerperiode. De 86-jarige vorstin werd daarbij niet vergezeld door haar man prins Philip, die vandaag nog met een blaasontsteking in het ziekenhuis verblijft. [1] 
    • Voorafgaand aan de balkonscène, woonde Albert met zijn hele familie traditiegetrouw een katholieke dankmis bij. In de Kathedraal van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen - waar veel van Alberts familieleden, onder wie zijn ouders Reinier III en Grace, begraven liggen - schoven ook onder anderen Alberts zussen prinses Caroline en prinses Stéphanie aan. [2] 
83 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]