Nederlands

 
daklook
Uitspraak
Woordafbreking
  • dak·look
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord daklook dakloken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het daklooko

  1. (plantkunde) Sempervivum tectorum   vetplant die op de daken van huizen groeit

Gangbaarheid

23 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be