Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·om·zet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagomzet dagomzetten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dagomzetm

  1. (economie) de waarde van de op één dag verkochte producten of diensten
     Nadat honderden mensen er via de sociale media schande van hadden gesproken, bood de strandtenteigenaar zijn excuses aan en schonk hij de hele dagomzet aan de Stichting ALS Nederland.[2]
     De uitspraken zorgden voor een golf van kritiek, protesten maar ook steunbetuigingen. Woensdag trokken in het hele land klanten naar restaurants van Chick-fil-A voor de 'appreciation day', om dus hun waardering voor het restaurant te laten zien. Dat legde Chick-fil-A geen windeieren, aan het einde van de dag meldde de keten dat de dagomzet nooit eerder zo hoog is geweest.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Journalist Steinz (52) overleden, chroniqueur van ziekte ALS” (Dinsdag 30 augustus 2016, 11:09), NOS
  3.   Weblink bron “Protest vóór of tegen homo's boven de frietjes” (Vrijdag 3 augustus 2012, 09:45), NOS