Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cul·tuur·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cultuurcentrum cultuurcentra
cultuurcentrums
verkleinwoord cultuurcentrumpje cultuurcentrumpjes

Zelfstandig naamwoord

het cultuurcentrumo

  1. plaats waar culturele activiteiten plaatsvinden
     Revis doelt onder meer op de affaire waardoor zijn collega-wethouders Richard de Mos en Rachid Guernaoui vanwege corruptieverdenkingen moesten opstappen. Verder ruimde burgemeester Krikke het veld vanwege het uit de hand gelopen vreugdevuur in Scheveningen. Ook bleek bij de bouw van het grote cultuurcentrum Amare, naast het Haagse stadhuis, financieel te zijn gesjoemeld.[2]
     Op woensdag 12 oktober vertelt Fred Lunenberg in Cultuurcentrum Herberg De Pol op uitnodiging van historische vereniging Old Deep’n zijn verhaal over Tonia Schovers.[3]
  2. centrum van de kunst

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Boudewijn Revis vertrekt als wethouder Den Haag” (Donderdag 9 juli 2020), NOS
  3.   Weblink bron
    Jantien Bussink
    “Forensisch onderzoeker Fred Lunenberg vertelt zíjn verhaal over de vermoorde Tonia Schovers uit Diepenheim” (06-10-2022), Tubantia