• cross-over
enkelvoud meervoud
naamwoord cross-over cross-overs
verkleinwoord - -

de cross-overm

  1. uitwisseling, overspraak o.a.:
    1. (biologie) het verschijnsel dat twee homologe chromosomen stukken DNA uitwisselen
    2. (elektriciteit, interferentie) overspraak in audioversterkers, telecom (koperaders), electronische circuits
    3. het laden ineenvloeien van liedjes
    4. (ethernet) cross-overkabel
    5. speciale weg/spoor/gang/wissel in b.v. toneelpodium, spoorweg
  2. cross-over auto, met verhoogde carosserie en 4×4 aandrijving
  3. scheidingsfilter (audio)