crisistijd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: crisistijd (hulp, bestand)
Woordafbreking
- cri·sis·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van crisis en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crisistijd | crisistijden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de crisistijd m
- periode waarin sprake is van een crisis
- ▸ Oorlogstijd, crisistijd, rantsoentijd en een algemene bevolkingsgezondheid die beter was dan ooit omdat de mensen, de anderen dus, nooit suiker, vet, varkensvlees en absoluut geen ossenhaas binnen konden krijgen.[1]
- in het bijzonder de grote crisis die begon met de beurskrach van 1929
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord crisistijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142