Het copyrightteken.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·py·right
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘auteursrecht’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • Leenwoord uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord copyright copyrights
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het copyrighto

  1. een exclusief recht tot het reproduceren, publiceren en verkopen van een werk, auteursrecht
    • Je mag die cd niet zomaar kopiëren, er rust copyright op! 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen