Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ti·nu·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord continubedrijf continubedrijven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het continubedrijfo

  1. bedrijf waarin met 24-uur per dag en 7 dagen per week doorwerkt
    • Oosterlaken heeft een druk etmaal achter de rug. Donderdag is een aantal vleesvarkens naar de slachterij vervoerd, de nacht daarop heeft hij hun hokken gereinigd. Die hokken worden vrijdag weer gevuld met dieren van de `opfokafdeling'. De Oosterlakens hebben een continubedrijf: iedere week worden er biggen geboren, iedere week worden er zeugen geïnsemineerd.[1] 
    • De roosters worden op de verschillende afdelingen zelf opgesteld. Magda Kuipers is afdelingshoofd van een verpleegafdeling in het ziekenhuis en verantwoordelijk voor het rooster. Bij het opstellen daarvan houdt zij zoveel mogelijk rekening met individuele wensen, zoals de tijden van de kinderopvang of de school. Maar niet iedereen kan de diensten krijgen die hij wil. "Het ziekenhuis is een continubedrijf, en op een gegeven moment zijn de luxe uren, tussen negen uur 's ochtends en vijf uur 's middags, vergeven."[2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Guido de Vries 6 maart 1999
  2. NRC Elsje Jorritsma 27 april 2005