contingenteren
- con·tin·gen·te·ren
- afgeleid van het Franse contingenter (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
contingenteren |
contingenteerde |
gecontingenteerd |
zwak -d | volledig |
contingenteren [2]
- overgankelijk (economie) van regeringswege beperken
- Het woord contingenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.