consulair
- con·su·lair
- afgeleid van het Franse consulaire of van consul met het achtervoegsel -air
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | consulair | consulairder | consulairst |
verbogen | consulaire | consulairdere | consulairste |
partitief | consulairs | consulairders | - |
consulair [1]
- (diplomatie) een consul of een consulaat betreffend
- Het woord consulair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "consulair" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be