• con·sti·tu·ent
enkelvoud meervoud
naamwoord constituent constituenten
verkleinwoord - -

de constituentm

  1. onderdeel
  2. (taalkunde) een deel van een zin dat zich in syntactisch opzicht als eenheid manifesteert
58 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


vervoeging van
constituer

constituent

  1. derde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van constituer
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van constituer