• con·ser·va·teur
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   conservateur     le ~     conservateurs     les ~  
vrouwelijk   conservatrice     la ~     conservatrices     les ~  


conservateur m

  1. beschermer
    «Dieu est le créateur et le conservateur de toutes choses.»
    God is de Schepper en Beschermer van alle dingen.
  2. (beroep) conservator
  3. (politiek) conservatief
    1. vertegenwoordiger van de conservatieve partij in een land
  4. (voeding) conserveringsmiddel
  5. (dierkunde) natuurbeschermer
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   conservateur conservateurs
  vrouwelijk   conservatrice conservatrice

conservateur

  1. beschermend
  2. (politiek) conservatief, behoudend
    1. (bij uitbreiding) vasthoudend aan het oude en vertrouwde, bijv. met betrekking tot moraliteit
  3. (voeding) conserverend
  4. (medisch) conserverend, gericht op het gezond maken en het zoveel mogelijk behouden van een orgaan, weefsel, tanden enz.