connectiviteit
- con·nec·ti·vi·teit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | connectiviteit | |
verkleinwoord |
de connectiviteit v
- de mate waarin iets of iemand verbonden is of kan zijn met anderen
- ▸ De connectiviteit met de rest van de wereld, die op een hoog niveau staat dankzij de hub-functie van Schiphol, is belangrijk voor onze open economie."[1]
- ▸ "Er kunnen geen burgers en bedrijven worden achtergelaten en verstoken blijven van wat inmiddels een basisbehoefte is voor deelname aan de economie en maatschappij", staat in het Actieplan Digitale Connectiviteit dat het kabinet vandaag presenteert.[2]
1. de mate waarin iets of iemand verbonden is of kan zijn met anderen
- Het woord connectiviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Heleen Ekker“Beperkte krimp luchtvaart schaadt economie niet” (18-07-2019), NOS
- ↑ Weblink bron “De traagste internetverbindingen zijn over vijf jaar verleden tijd” (03-07-2018), NOS