congregatie
- Geluid: congregatie (hulp, bestand)
- con·gre·ga·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kerkelijke vereniging’ voor het eerst aangetroffen in 1893 [1]
- afgeleid van het Franse congrégation [2]
- afgeleid van het Latijnse grex (kudde, gezelschap) met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -atie [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | congregatie | congregaties congregatiën |
verkleinwoord | - | - |
- kloostercongregatie
- (religie) kerkelijke vereniging van leken, tot het houden van godsdienstoefeningen
- bestuurscollege binnen de Romeinse curie met een bepaalde taak
- Het woord congregatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "congregatie" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "congregatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ congregatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be