Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·fron·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord confrontatie confrontaties
verkleinwoord confrontatietje confrontatietjes

Zelfstandig naamwoord

de confrontatiev

  1. aanvaring met andere persoon of zware problemen tussen groepen
  2. blootstelling aan (onaangename) feiten en/of problemen
     Dit was de eerste echte beproeving die dag. De directe confrontatie met water.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen