confirmeren
- Geluid: confirmeren (hulp, bestand)
- con·fir·me·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bevestigen’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
- afgeleid van het Franse confirmer (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
confirmeren |
confirmeerde |
geconfirmeerd |
zwak -d | volledig |
confirmeren overgankelijk [3]
- (handel) (schriftelijk) bevestigen, bekrachtigen
- bevestigen, opnemen als lidmaat in een protestantse kerk
- vormen, inzegenen in de rooms-katholieke kerk
- Het woord confirmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "confirmeren" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "confirmeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ confirmeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be