confectiebedrijf
- con·fec·tie·be·drijf
- samenstelling van confectie zn en bedrijf zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | confectiebedrijf | confectiebedrijven |
verkleinwoord | confectiebedrijfje | confectiebedrijfjes |
het confectiebedrijf o
- (economie) (kleding) onderneming waar confectiekleding gemaakt wordt
- ▸ Daar begon hij al jong mee. Terwijl hij op school naar buiten zat te kijken, bedacht hij nieuwe kledingstukken voor zichzelf of voor zijn zusje. De familie hield van mooie kleding. Moeder was handig met naald en schaar, vader was verkoopdirecteur van een confectiebedrijf. Hij bracht vaak coupons mee naar huis.[1]
- Het woord confectiebedrijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Molenaar kleedde prinsessen en vuilnismannen” (Maandag 12 januari 2015, 02:45), NOS