Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·fec·tie·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord confectiebedrijf confectiebedrijven
verkleinwoord confectiebedrijfje confectiebedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

het confectiebedrijfo

  1. onderneming waar confectiekleding gemaakt wordt
     Daar begon hij al jong mee. Terwijl hij op school naar buiten zat te kijken, bedacht hij nieuwe kledingstukken voor zichzelf of voor zijn zusje. De familie hield van mooie kleding. Moeder was handig met naald en schaar, vader was verkoopdirecteur van een confectiebedrijf. Hij bracht vaak coupons mee naar huis.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Molenaar kleedde prinsessen en vuilnismannen” (Maandag 12 januari 2015, 02:45), NOS