concipiëren
- Geluid: concipiëren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌkɔnsipiˈjerə(n) / (5 lettergrepen)
- con·ci·pië·ren, con·ci·pi·eren
- via Middelnederlands concipieren van Latijn concipere ww , in de betekenis van ‘ontwerpen’ aangetroffen vanaf 1442 [1] [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
concipiëren |
concipieerde |
geconcipieerd |
zwak -d | volledig |
concipiëren
- overgankelijk verwekken
- Het kind was op diezelfde dag geconcipieerd.
- overgankelijk ontwerpen, opstellen
- Het woord concipiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "concipiëren" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ concipiëren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "concipiëren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be