Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pu·ter·chip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord computerchip computerchips
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de computerchipm

  1. (elektronica) (informatica) een klein stukje halfgeleiderkristal waarop geïntegreerde circuits zijn aangebracht

Meer informatie

Gangbaarheid