compromisloos
- com·pro·mis·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | compromisloos | compromislozer | compromisloost |
verbogen | compromisloze | compromislozere | compromislooste |
partitief | compromisloos | compromislozers | - |
compromisloos
- zonder compromis
- Met de compromisloze president viel niet te onderhandelen.
- ▸ Ik kon mij voorstellen dat haar poëzie compromisloos experimenteel zou zijn, en van een aantrekkelijke eenzelvige gekte, die in feite een getormenteerde en door geen criticus begrepen verschijningsvorm was van passie die woedde als een uitslaande brand.[1]
- Het woord compromisloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 31