compilator
- Geluid: compilator (hulp, bestand)
- com·pi·la·tor
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘samensteller van compilaties’ voor het eerst aangetroffen in 1854 [1]
- Naamwoord van handeling van compileren met het achtervoegsel -ator
- afgeleid van het Latijnse compīlātor (plunderaar) (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | compilator | compilatoren compilators |
verkleinwoord | - | - |
- schrijver van compilaties
- (informatica) compiler
1.
- Het woord compilator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "compilator" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "compilator" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ compilator op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be