collectioneur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- col·lec·ti·o·neur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van collectioneren met het achtervoegsel -eur (met het voorvoegsel col-)[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | collectioneur | collectioneurs |
verkleinwoord | collectioneurtje | collectioneurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de collectioneur m
- iemand die collectioneert (verzamelt), een verzamelaar
Gangbaarheid
- Het woord collectioneur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "collectioneur" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be